woensdag 29 mei 2013

Schopenhauer en pensioenkorting

"Demnach kommt, in Guten wie im Schlimmen - schwere Unglücksfälle beseite gezetzt - weniger darauf an was einem im Leben begegnet und widerfährt, als darauf wie er es empfindet, also auf die Art und den Grad seiner Empfänglichkeit in jeder Hinsicht."

(Schopenhauer, Parerga und Paralipomena, 1951)

In zijn Bespiegelingen over levenswijsheid, onderdeel van de Parerga en Paralipomena, legt Schopenhauer uit wat inmiddels de hoeksteen van de Cognitieve Gedragstherapie is geworden: niet onze ervaringen, maar de manier waarop wij die ervaringen interpreteren maakt ons ongelukkig. Het zijn niet de dingen zelf, maar onze kijk op de dingen die ons verontrust.

Schopenhauers uitspraak schoot mij te binnen bij het lezen van de discussies rondom de pensioenkortingen (en dan laat ik het tumult rondom het opsouperen van vermogen even buiten beschouwing). Ik probeerde me in te leven in een niet erg vermogende, gemiddeld bedeelde oudere die haar pensioen van de ene op de andere dag een paar honderd euro ziet slinken. Hoe zou zij deze gebeurtenis ervaren?

Onze kijk op de dingen wordt natuurlijk bepaald door allerlei omstandigheden: onze inborst of ons temperament, onze rolmodellen, de tijdgeest en onze levensfase. Over die laatste heeft Schopenhauer ook interessante dingen geschreven. Nog een citaat: "Tijdens ons leven hebben wij enkel en alleen met het heden te maken en met niets anders. Het enige verschil hierbij is dat we aan het begin een lange toekomst vóór ons en tegen het einde een lang verleden achter ons hebben." Schopenhauer typeert de ouderdom als een tijd van (gemoeds)rust: terwijl jongelui denken dat er in de wereld wat te halen valt, weet de oudere dat 'alles ijdelheid is' (Prediker 1:2). Toch is er één ding dat de rust kan verstoren: "wanneer ouderdom gepaard gaat met armoede, is het leed niet te overzien". In de laatste levensfase beschikt men niet meer over de lichamelijke kracht die nodig is om de kost te verdienen. Geld compenseert dan de ontbrekende krachten. Bovendien ontbeert de oudere een toekomst waarin nieuw geld verdiend kan worden. "Het wezenlijke verschil tussen jeugd en ouderdom blijft altijd dat de jeugd het leven in het vooruitzicht heeft, en de ouderdom de dood."

De jeugdige met weinig geld klampt zich vast aan een toekomst waarin het beter zal gaan en of zijn hoop nu wel of niet gegrond is doet er niet aan af. Hoop doet immers leven. Ouderen kunnen niet dromen van een betere toekomst, want die toekomst ligt achter hen. Veel ouderen zullen de korting van hun pensioen daarom niet ervaren als een horde die genomen moet worden, maar als een deur die in hun gezicht wordt dichtgeslagen. Waarschijnlijk moeten wij - jongeren - nog wat levenstijd inleveren om dat te kunnen begrijpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten